12 eenvoudige tips voor een diervriendelijke tuin

1.
Ontkoppel je hemelwaterafvoer en laat deze in een vijver en/of wadi lopen. Dat brengt veel diversiteit en afkoeling voor dieren zoals vogels, kikkers en andere amfibieën.

2.
Plaats een waterschaal waar vogels kunnen badderen en drinken. Naast de natuurlijke vijver werkt de waterschaal als een magneet voor veel vogels. Schaal met regelmaat bijvullen.

3.
Zorg voor een microklimaat in je tuin. Plant bijvoorbeeld een forse boom voor meer schaduw en leven in je tuin. Plant geen exoten, maar bijvoorbeeld een eik of een els. Dankzij hun aantrekkingskracht op insecten voegen zulke bomen echt iets toe aan de biodiversiteit in de tuin. Hetzelfde geldt voor klimplanten tegen de gevel.

4.
Laat blad en ander ‘tuinafval’ in je border liggen. Dit is weer voeding voor je bodem en houdt tevens vocht vast.

5.
Richt je tuin zo in dat er van april tot oktober bloeiende planten staan. Daardoor hebben insecten toegang tot een gevarieerd voedselaanbod.

6.
Verrijk voor het planten eerst je bodem met compost of mulch. Daardoor wordt vocht ook beter vastgehouden.

7.
Tegel eruit, plant erin!

8.
Gebruik geen chemische bestrijdingsmiddelen!

9.
Biedt nestgelegenheden voor vogels. Er zijn veel verschillende soorten nestkasten voor verschillende vogelsoorten. Voor grote mezen zijn er kasten met een vlieggat van 32 mm en voor de kleinere mezen een vlieggat van 28 mm. Voor het roodborstje, winterkoninkje en kwikstaart zijn er halfopen kasten beschikbaar. Hang een nestkast het liefst op een beschutte plek op het noordoosten.

10.
Zorg voor variatie in beplanting. Zo hebben vogels en egels voldoende beschikking over schuilplekken, eten en broedgelegenheid.

11.
Laat eens een hoekje in de tuin ongemoeid, zodat vogels en egels lekker in een hoop bladeren kunnen scharrelen op zoek naar wormen en insecten. Laat ook wat snoeihout achter, los of opgestapeld. Tal van dieren zullen zich hierin verschuilen en het biedt direct vogelvoedsel in de vorm van insecten en spinnen.

12.
Bied vogels voedsel aan. De merel, zanglijster en de koperwiek kun je blij maken met appels, peren of rozijnen. De mees, mus, vink en groenling houden van vetbollen, pinda’s en zaadjes. Voor het roodborstje kun je wat geraspte kaas klaarleggen en de grote bonte specht is dol op spekzwoerd.

Bron: Hoveniersbedrijf Rens de Rooij 

Deel dit bericht

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *